raadpleeg
- raad·pleeg
vervoeging van |
---|
raadplegen |
raadpleeg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raadplegen
- Ik raadpleeg.
- gebiedende wijs van raadplegen
- Raadpleeg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raadplegen
- Raadpleeg je?