quadrupleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: quadrupleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- qua·dru·pleer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
quadrupleren |
quadrupleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van quadrupleren
- Ik quadrupleer.
- gebiedende wijs van quadrupleren
- Quadrupleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van quadrupleren
- Quadrupleer je?