puurde uit
Uiterlijk
- Geluid: puurde uit (hulp, bestand)
- puur·de uit
vervoeging van |
---|
uitpuren |
puurde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitpuren
- Ik puurde uit.
- Jij puurde uit.
- Hij, zij, het puurde uit.
- Ik puurde uit.
- Het woord puurde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.