punteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pun·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
punteren |
punteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van punteren
- Ik punteer.
- gebiedende wijs van punteren
- Punteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van punteren
- Punteer je?
Gangbaarheid
- Het woord punteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.