procrastineerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·cras·ti·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
procrastineren |
procrastineerde
- enkelvoud verleden tijd van procrastineren
- Ik procrastineerde.
- Jij procrastineerde.
- Hij, zij, het procrastineerde.
- Ik procrastineerde.