primeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pri·meer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
primeren |
primeerde
- enkelvoud verleden tijd van primeren
- Ik primeerde.
- Jij primeerde.
- Hij, zij, het primeerde.
- Ik primeerde.
vervoeging van |
---|
primeren |
primeerde