predisponeerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·dis·po·neer·den

Werkwoord

vervoeging van
predisponeren

predisponeerden

  1. meervoud verleden tijd van predisponeren
    • Wij predisponeerden. 
    • Jullie predisponeerden. 
    • Zij predisponeerden. 

Gangbaarheid