preconiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·co·ni·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
preconiseren

preconiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van preconiseren
    • Ik preconiseerde. 
    • Jij preconiseerde. 
    • Hij, zij, het preconiseerde.