porteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- por·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
porteren |
porteerde
- enkelvoud verleden tijd van porteren
- Ik porteerde.
- Jij porteerde.
- Hij, zij, het porteerde.
- Ik porteerde.
vervoeging van |
---|
porteren |
porteerde