pommadeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pom·ma·deer·de

Werkwoord

vervoeging van
pommaderen

pommadeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van pommaderen
    • Ik pommadeerde. 
    • Jij pommadeerde. 
    • Hij, zij, het pommadeerde.