pommadeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pom·ma·deer

Werkwoord

vervoeging van
pommaderen

pommadeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pommaderen
    • Ik pommadeer. 
  2. gebiedende wijs van pommaderen
    • Pommadeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pommaderen
    • Pommadeer je?