pointeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poin·teer

Werkwoord

vervoeging van
pointeren

pointeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pointeren
    • Ik pointeer. 
  2. gebiedende wijs van pointeren
    • Pointeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pointeren
    • Pointeer je?