platspuit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plat·spuit

Werkwoord

vervoeging van
platspuiten

platspuit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van platspuiten
    • ... dat ik platspuit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van platspuiten
    • ... dat jij platspuit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van platspuiten
    • ... dat hij platspuit.