platligt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plat·ligt

Werkwoord

vervoeging van
platliggen

platligt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van platliggen
    • ... dat jij platligt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van platliggen
    • ... dat hij platligt. 

Gangbaarheid