pjoeterde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pjoe·ter·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pjoeteren |
pjoeterde
- enkelvoud verleden tijd van pjoeteren
- Ik pjoeterde.
- Jij pjoeterde.
- Hij, zij, het pjoeterde.
- Ik pjoeterde.
vervoeging van |
---|
pjoeteren |
pjoeterde