petitioneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ti·ti·o·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
petitioneren

petitioneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van petitioneren
    • Ik petitioneerde. 
    • Jij petitioneerde. 
    • Hij, zij, het petitioneerde.