Naar inhoud springen

patřilo

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /patr̝̊ɪlɔ/
  • pa·t·ři·lo

patřilo

  1. onzijdig derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord patřit
  2. onzijdig enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord patřit