partijtrokken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- par·tij·trok·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
partijtrekken |
partijtrokken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van partijtrekken
- ...dat wij partijtrokken.
- ...dat jullie partijtrokken.
- ...dat zij partijtrokken.
- ...dat wij partijtrokken.