partijtrokken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·tij·trok·ken

Werkwoord

vervoeging van
partijtrekken

partijtrokken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van partijtrekken
    • ...dat wij partijtrokken. 
    • ...dat jullie partijtrokken. 
    • ...dat zij partijtrokken.