participeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: participeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- par·ti·ci·peer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
participeren |
participeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van participeren
- Ik participeer.
- gebiedende wijs van participeren
- Participeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van participeren
- Participeer je?