parafraseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·fra·seer

Werkwoord

vervoeging van
parafraseren

parafraseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parafraseren
    • Ik parafraseer. 
  2. gebiedende wijs van parafraseren
    • Parafraseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parafraseren
    • Parafraseer je?