palpeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pal·peer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
palperen |
palpeerde
- enkelvoud verleden tijd van palperen
- Ik palpeerde.
- Jij palpeerde.
- Hij, zij, het palpeerde.
- Ik palpeerde.
Gangbaarheid
- Het woord palpeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.