Naar inhoud springen

ozoniseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ozo·ni·seer

Werkwoord

vervoeging van
ozoniseren

ozoniseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ozoniseren
    • Ik ozoniseer. 
  2. gebiedende wijs van ozoniseren
    • Ozoniseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ozoniseren
    • Ozoniseer je?