ovuleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ovu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ovuleren |
ovuleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ovuleren
- Ik ovuleer.
- gebiedende wijs van ovuleren
- Ovuleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ovuleren
- Ovuleer je?
Gangbaarheid
- Het woord ovuleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.