overwoeien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·woei·en

Werkwoord

vervoeging van
overwaaien

overwoeien

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overwaaien
    • ...dat wij overwoeien. 
    • ...dat jullie overwoeien. 
    • ...dat zij overwoeien.