overwaait

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·waait

Werkwoord

vervoeging van
overwaaien

overwaait

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overwaaien
    • ... dat jij overwaait. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overwaaien
    • ... dat hij overwaait.