oververzadig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·ver·za·dig

Werkwoord

vervoeging van
oververzadigen

oververzadig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oververzadigen
    • Ik oververzadig. 
  2. gebiedende wijs van oververzadigen
    • Oververzadig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oververzadigen
    • Oververzadig je?