overstemde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·stem·de

Werkwoord

vervoeging van
overstemmen

overstemde

  1. enkelvoud verleden tijd van overstemmen
    • Ik overstemde. 
    • Jij overstemde. 
    • Hij, zij, het overstemde. 
  2. verbogen vorm van overstemd, voltooid deelwoord van overstemmen
Verwante begrippen
vervoeging van
overstemmen

overstemde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overstemmen
    • ... dat ik overstemde. 
    • ... dat jij overstemde. 
    • ... dat hij, zij, het overstemde.