overschreeuw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·schreeuw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overschreeuwen |
overschreeuw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschreeuwen
- Ik overschreeuw.
- gebiedende wijs van overschreeuwen
- Overschreeuw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschreeuwen
- Overschreeuw je?