overschreeuw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·schreeuw

Werkwoord

vervoeging van
overschreeuwen

overschreeuw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschreeuwen
    • Ik overschreeuw. 
  2. gebiedende wijs van overschreeuwen
    • Overschreeuw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschreeuwen
    • Overschreeuw je?