overschonken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·schon·ken

Werkwoord

vervoeging van
overschenken

overschonken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overschenken
    • ...dat wij overschonken. 
    • ...dat jullie overschonken. 
    • ...dat zij overschonken.