overschenkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·schenkt

Werkwoord

vervoeging van
overschenken

overschenkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschenken
    • ... dat jij overschenkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschenken
    • ... dat hij overschenkt.