overscheepten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·scheep·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overschepen |
overscheepten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overschepen
- ...dat wij overscheepten.
- ...dat jullie overscheepten.
- ...dat zij overscheepten.
- ...dat wij overscheepten.