overscheepte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·scheep·te

Werkwoord

vervoeging van
overschepen

overscheepte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overschepen
    • ... dat ik overscheepte. 
    • ... dat jij overscheepte. 
    • ... dat hij, zij, het overscheepte.