Naar inhoud springen

overprikkelde

Uit WikiWoordenboek
  • over·prik·kel·de
vervoeging van
overprikkelen

overprikkelde

  1. enkelvoud verleden tijd van overprikkelen
    • Ik overprikkelde. 
    • Jij overprikkelde. 
    • Hij, zij, het overprikkelde.