overplaatste
- over·plaats·te
vervoeging van |
---|
overplaatsen |
overplaatste
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overplaatsen
- ... dat ik overplaatste.
- ... dat jij overplaatste.
- ... dat hij, zij, het overplaatste.
- ... dat ik overplaatste.
vervoeging van |
---|
overplaatsen |
overplaatste