Naar inhoud springen

overpeins

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·peins

Werkwoord

vervoeging van
overpeinzen

overpeins

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overpeinzen
    • Ik overpeins. 
  2. gebiedende wijs van overpeinzen
    • Overpeins! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overpeinzen
    • Overpeins je?