Naar inhoud springen

overnoem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·noem

Werkwoord

vervoeging van
overnoemen

overnoem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnoemen
    • Ik overnoem. 
  2. gebiedende wijs van overnoemen
    • Overnoem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnoemen
    • Overnoem je?