overnoem
Uiterlijk
- over·noem
vervoeging van |
---|
overnoemen |
overnoem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnoemen
- Ik overnoem.
- gebiedende wijs van overnoemen
- Overnoem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnoemen
- Overnoem je?