overlapten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: overlapten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- over·lap·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overlappen |
overlapten
- meervoud verleden tijd van overlappen
- Wij overlapten.
- Jullie overlapten.
- Zij overlapten.
- Wij overlapten.