overkoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·koopt

Werkwoord

vervoeging van
overkopen

overkoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkopen
    • ... dat jij overkoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkopen
    • ... dat hij overkoopt. 

Gangbaarheid