overbogen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·bo·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overbuigen |
overbogen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overbuigen
- ...dat wij overbogen.
- ...dat jullie overbogen.
- ...dat zij overbogen.
- ...dat wij overbogen.