overbevolk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: overbevolk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- over·be·volk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overbevolken |
overbevolk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbevolken
- Ik overbevolk.
- gebiedende wijs van overbevolken
- Overbevolk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbevolken
- Overbevolk je?