opwacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·wacht

Werkwoord

vervoeging van
opwachten

opwacht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opwachten
    • ... dat ik opwacht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opwachten
    • ... dat jij opwacht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opwachten
    • ... dat hij opwacht.