opviste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vis·te

Werkwoord

vervoeging van
opvissen

opviste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvissen
    • ... dat ik opviste. 
    • ... dat jij opviste. 
    • ... dat hij, zij, het opviste.