opsodemieterden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·so·de·mie·ter·den

Werkwoord

vervoeging van
opsodemieteren

opsodemieterden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opsodemieteren
    • ...dat wij opsodemieterden. 
    • ...dat jullie opsodemieterden. 
    • ...dat zij opsodemieterden.