opslurpt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·slurpt

Werkwoord

vervoeging van
opslurpen

opslurpt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opslurpen
    • ... dat jij opslurpt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opslurpen
    • ... dat hij opslurpt. 

Gangbaarheid