Naar inhoud springen

opporde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 7 nov 2017 om 22:01 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *op·por·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk-bijz|op...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • op·por·de
vervoeging van
opporren

opporde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opporren
    • ... dat ik opporde. 
    • ... dat jij opporde. 
    • ... dat hij, zij, het opporde.