oppleurde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·pleur·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oppleuren |
oppleurde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oppleuren
- ... dat ik oppleurde.
- ... dat jij oppleurde.
- ... dat hij, zij, het oppleurde.
- ... dat ik oppleurde.