opnaait

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·naait

Werkwoord

vervoeging van
opnaaien

opnaait

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opnaaien
    • ... dat jij opnaait. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opnaaien
    • ... dat hij opnaait.