oplucht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·lucht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opluchten |
oplucht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opluchten
- ... dat ik oplucht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opluchten
- ... dat jij oplucht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opluchten
- ... dat hij oplucht.
Gangbaarheid
- Het woord oplucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.