opleukte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·leuk·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opleuken |
opleukte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opleuken
- ... dat ik opleukte.
- ... dat jij opleukte.
- ... dat hij, zij, het opleukte.
- ... dat ik opleukte.