openvliegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·vliegt

Werkwoord

vervoeging van
openvliegen

openvliegt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openvliegen
    • ... dat jij openvliegt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openvliegen
    • ... dat hij openvliegt.